Mirte: Op de tafel ligt een hart en dat hart is van een varken. De longen zitten er ook bij.
Manse: we zijn over het hart aan het leren. Daarom heeft Joyce een hart meegebracht.
Petar: Als je door de rietjes blaast in de luchtpijp dan worden de longen groter en groter. Dat is bij ons als we ademen.
Minne: We mochten aan het hart voelen. Het voelde zacht. We mochten ook eens blazen. Dan worden de longen groter. Joyce heeft het hart van het varken in twee gesneden.
Wis: Hier zijn we aan het kijken of de andere pot ook blauw of rood wordt.
Thijs: De kleine potjes zijn het hart. De buisjes van het bloed gaan naar de longen. De longen zijn de emmers. Het hart pompt sneller. Het pompt het bloed alle kanten van je lichaam op. Naar je tenen en benen en hoofd. Ook naar het hart zelf en naar je longen. In het rode bloed zit meer zuurstof.
Witte: als je op zo’n ballon duwt die op de kleine potjes is dan komt er water in de kleine potjes. De kleine potjes zijn het hart. Als je er op drukt gaat het in de emmers. In de blauwe emmer zit minder zuurstof en in de rode meer. De zuurstof gaat naar het hart en dan naar overal in je lichaam.
Youseff: Mirte blaast in de longen. Dan worden ze groot. Zo gaat ons hart bewegen. Ons hart zit in het midden van je buik.